Het verhaal van De Azybel.
© Patrick A.B. Mahieu
1 - EEN
DICK LISKEY duikelde het kantoor binnen en vloekte binnensmonds. De inhoud van enkele kartonnen dozen vloog over de houten vloer waar er nog plaats was en de zware deur knalde dicht door de tocht. Voor het open venster, van achter een bureau met een doorbuigend blad, keek Ronald Merv genietend toe. Liskey maakte enkele gekke sprongen om zijn evenwicht te bewaren, tot hij met marionetachtige bewegingen tot stilstand kwam voor het bureau. De buitelingen verstrooide Ronald Merv even, want het was vaak elke dag dezelfde routine : Wachten op nieuwe opdrachten, wachten op nieuwe informatie en plannen opmaken . Meer dan eens werd hem aangeraden om eindelijk eens een computer aan te schaffen. Hij hield van papier en ècht schrijven met een echte pen zoals die vroeger, lang geleden, door iedereen werd gebruikt. Ooit was zijn zaak gestart op papier en zo zou dat blijven zolang hij hier op deze planeet rondliep.
De zaken die zijn concern behandelde waren ernstig en niet altijd ongevaarlijk. Het werd hier vaak te heet onder zijn voeten. Over hete hangijzers moest je met Merv niet praten. De verhalen die hij je zou kunnen vertellen waren geen verhaaltjes voor het slapen gaan en zeker geen verhaaltjes om grapjes over te maken. Als je hier in zijn kantoor een dagje zou verblijven zou je wellicht denken dat het er steeds aangenaam rustig was. Doch, als je Merv tekeer hoorde gaan tegen zijn uit de mode geraakte telefoon, zou je toch iets anders beginnen te vermoeden.
In zijn kantoor heerste veelal een volstrekte stilte, afgezien van de telefoon-intermezzo's en het meestal lawaaierige marktplein buiten. Maar de daadwerkelijke actie welke ontkiemde aan zijn bureau speelde zich af op Arsa, een groene planeet met een drukte die uniek was in het meer dan 14 planeten tellende stelsel.
Lang geleden werd Arsa door de Aardlingen succesvol gekoloniseerd en al spoedig bleek dat rassen van de omringende planeten Arsa herontdekten. Dat resulteerde al vlug in een snel aangroeiende populatie van allerlei rassen met de meest uiteenlopende kleuren, vormen, talen, culturen en ideologieën. Dit alles had zich geconcentreerd op het enig bewoonbaar continent dat het westelijk gedeelte van Arsa volledig bedekte. De rest was een grote oceaan met tal van eilanden, het ene exotischer dan het andere met, waar het zich had voorgedaan, een op zichzelf levende bevolking, al dan niet nog primitief. In de mate van het mogelijke werd Arsa bestuurd vanuit de belangrijkste metropoolstad, gewoonweg Stad genaamd, centraal gelegen in het grote westelijke continent.
Ronald Merv zette zijn brilletje op het topje van zijn scherpe neus en trok zijn zware wenkbrauwen, die fel afstaken bij zijn kelende hoofd, hoog op.
'Wat scheelt er, Dick? Ik had niet gedacht dat je zo snel verslag zou uitbrengen maar dat komt goed uit want ik heb iets voor je. Maar,eh... je ziet er niet al te vrolijk uit?'
'Sorry Merv, maar moest dit kantoor er wat vredelievender uitzien zou dit me al een stuk hebben geholpen. Het lijkt hier een al even grote warboel te zijn als in mijn hoofd,' repliceerde hij.
Dick Liskey was een goede aanwinst geweest voor het MervConcern. Hij had een goed stel hersenen en wist ze te gebruiken. Zijn baas en hem kenden elkaar al heel lang lang en Merv had hem uiteindelijk kunnen overhalen om zijn oude job om te ruilen voor een baan vol avontuur. Dat die baan ook de onvermijdelijke gevaren meebracht had Ronald Merv hem een beetje verzwegen. Liskey merkte al gauw dat zijn nieuw werk in schril contrast stond met zijn vroeger werk als kelner in een donkere kroeg, de Cassiopeia genaamd. De Cassiopeia had een slechte reputatie bij het volk en was berucht om zijn vreemde klanten.
Je trof er zelden Aardlingen aan en waren ze er toch, dan zag je ze afgezonderd in een duistere hoek zitten, luisterend naar de vreemde gesprekken die gevoerd werden tussen de meest eigenaardige bezoekers. Avonturiers uit alle hoeken van het planetenstelsel troffen elkaar hier om hun duistere zaakjes te regelen en onder tafel werden hier soms wel eens droom-poeders verhandeld van allerlei soort. De Cassiopeia lag net niet in het centrum van de Stad en zag er van buiten uit als een gewone drankzaak met een terras voor nietsvermoedende dagjestoeristen. Pas als ze de toiletten binnen moesten opzoeken, leerden ze met één blik de Cassiopeia echt kennen. Er speelde vreemd rythmische muziek en de scherpe rook hing in wolken onder het lage plafond. De gesprekken,veelal gevoerd in talen waar je naar de herkomst maar kon naar raden, verliepen soms fluisterend, soms luidruchtig. Aan de bruine wanden hingen vergeelde portretten van legendarische ruimtehelden en de toog werd verlicht door fluorescerende reclamebuizen van uit de tijd geraakte zweefauto's. In de hoek stonden twee gokmachines die onafgebroken zoemend stonden te wachten op de zoveelste verliezer. De Cassiopeia zat steeds vol en bleef dag en nacht open. De opgestelde beurtrol van de vier kelners liep meestal in de war en voor Dick Liskey was het meer dan genoeg. Na zijn beklag had de baas voor de zoveelste maal geprobeerd om zijn kelners op hun werkschema te wijzen maar dit liep weer uit op een heftige ruzie. Liskey wou zijn baan niet opgeven voor hij iets anders had gevonden en op het goede moment had hij Ronald Merv leren kennen. Merv kwam er af en toe om zijn kantoor even te vergeten en op een avond waren Liskey en Merv in gesprek geraakt. Een zoveelste oppervlakkig gesprek vloeide toen plots uit in diepere gedachten en het was toen dat Liskey en Merv een gevoel van vriendschap voelden. In een van de volgende gesprekken uitte Liskey zijn ongenoegen over zijn werk en Merv stelde hem onmiddellijk voor bij hem te komen werken als agent. Liskey vocht een tijdje met de gemengde gevoelens om een vaste job, ondanks de problemen, zomaar te ruilen voor iets waar hij amper ervaring in had. Tenslotte bezweek hij voor de beloftes van Ronald Merv en hij had het zich tot nu toe nog niet beklaagd. Merv van zijn kant, was heel tevreden met zijn agent. Dick Liskey was een vlotte kerel, iets over de dertig. Hij kon met iedereen goed opschieten maar bij onvoorziene omstandigheden zou hij meestal veel tijd nodig hebben gehad om de situatie in te schatten, ware het niet dat hij bliksemsnel kon overschakelen op zijn intuïtie die hem tot nog toe steeds de juiste beslissingen had doen nemen.
Inwendige rust en onrust wisselden elkaar steeds af, iets wat Liskey goed wist te verbergen. Het enige wat hem kon verraden waren zijn gitzwarte ogen die oplettend heen en weer schoten terwijl zijn houding toch een rustig gemoed liet vermoeden. Liskey had donker sluik lang haar dat hij steeds met dezelfde handbeweging achterover streek. Hij had een goed gebouwd figuur van gemiddelde grootte en steeds was hij gekleed in een vaal witte bloes op zijn heupen samengehouden door een brede riem die bewerkt was met letterachtige tekens maar die verder geen betekenis hadden tenzij als louter versiering. Zijn nauwe donkere broek stak in zijn hoge bruine laarzen die een losse overleg hadden, iets onder de knie.
Toen hij het kantoor van Ronald Merv was binnengetuimeld streek hij de haren achterover, herschikte zijn hemd in zijn riem en speurde naar een stoel, ontdekte er een en wierp de dossiers die erop waren gestapeld met een zware bons op het parket. Met een lange zucht zette hij zich en wierp zijn hoog gelaarsde benen over elkaar. Ronald Merv zette zich wat rechter en schroefde de dop op zijn pen.
'Vertel eens Dick, waarmee zit je in de knoei?' vroeg hij met een medelevende blik.
'Ik ben het spoor totaal bijster,' begon Liskey meteen. 'Ik kan er geen touw aan vastknopen. Alle informatiepits heb ik afgelopen. Nergens weten ze van iets. Een passagierslijst blijkt in ieder geval niet te bestaan. Hoe kan je nu een sterrenschip zoeken als je zelfs bij niemand die een van de passagiers kent, navraag kunt doen.'
'Dat laatste los ik zometeen voor je op, maar eh...ik hoop dat je geen argwaan hebt gewekt bij wie je om informatie vroeg?', onderbrak Merv.
'Daarover moet u zich geen zorgen maken,' haastte Dick zich. 'Ik heb me voorgedaan als iemand die op zoek was naar een belangrijk poststuk dat waarschijnlijk verloren was gegaan, en dat ik even enkele vluchten wilde nagaan.'
Door het open venster hoorden ze het zangerig gebrom van een luchtschip dat laag overvloog. Dan weer de verwarrende geluiden van de drukke straten en het grote marktplein beneden.
'Geef toe Merv, die verdwijning is gewoon bizar. Zelfs op de ruimtehaven Poort werd ik niets wijzer. Het enige waar we kunnen op af gaan is dat rapport van de Trust dat ons werd toevertrouwd. Volgens hen zou het sterrenschip geregistreerd zijn op de schermen van het satellietstation Kaltas. Plots was het er. Een paar ogenblikken later was er niets meer te zien...'
'Juist,' vulde Merv hem aan, 'Net alsof het van het scherm werd geplukt en net alsof het er nooit was geweest.'
'En dit is het enige spoor dat we hebben.' vulde Liskey aan.
Merv keek nadenkend voor zich uit. 'Eigenlijk zou ik graag zèlf even die gegevens van Kaltas willen nakijken...'
'Denk je dat we informatie missen?' vroeg Liskey onbegrijpend.
'Het zou kunnen...Maar het is niet precies dàt wat ik bedoel. Hoe kwamen ze ertoe in die korte ogenblikken het schip als de Azybel te identificeren? Het Stelsel wemelt van kleine, grote en middelgrote ruimteschepen.' opperde Merv. Liskey wuifde met zijn hand.
'Kaltas heeft de beste apparatuur die er in het Stelsel is. Die paar korte signalen kunnen best voldoende geweest zijn om het schip te identificeren. Trouwens, de Azybel heeft heel opvallende stuurboegen en deze zouden onmiddellijk in het oog springen.'
'Daar kan je gelijk in hebben,' beaamde Merv, 'Een schip als de Azybel zou in die zin inderdaad uit honderden herkenbaar zijn.' Hij nam zijn brilletje af en tuurde naar het plafond.
'We moeten in ieder geval heel goed nadenken voor we iets beginnen en niets overhaast doen. Voorzichtigheid is hierbij belangrijk. De kans is misschien klein, maar een naar hier of daar gestuurd bericht dat iemand per toeval kan onderscheppen is voldoende.'
'Hoeveel of wie weten er nog van deze zaak?' vroeg Liskey.
Merv wreef even in zijn ogen, leek in gedachten te tellen.
'In feite zijn we met drie: de Trust, die ons de zaak in handen gaf. Wijzelf uiteraard en diegenen die vrezen dat er iets mis is...'
'Iets mis is ?...' vroeg Liskey verbaasd.
'Helaas,' sprak Ronald Merv. 'Ik wilde het er zonet over hebben toen je zei dat het hopeloos zoeken was zonder zoiets als een passagierslijst. Ik zat net als jij met het probleem dat we zelfs niet in staat zijn geweest om iemand op te sporen die bijvoorbeeld een kennis is van een van de vermoedelijke passagiers. Maar gisteren kreeg ik bezoek van iemand van Inform I. Hij was via de Trust naar hier doorgestuurd. Op Inform I werden ze de laatste tijd lastig gevallen door telefoontjes van mensen die van hun vrouw, man, dochter, vriend of weet-ik-veel-wat sedert maanden nog geen brief, videokaart of ander bericht hebben gekregen. Het gaat allemaal om bezorgde mensen die vaststelden dat hun familielid of kennis niet meer kwam opdagen. Inform I voelde nattigheid en nam tenslotte contact op met de Trust. Die mensen zijn gewoon verdwenen en dat rond dezelfde periode. Ook rond die tijd werd de Azybel vermist. De Azybel verscheen nog op de schermen van Kaltas en dat was het dan. Toen ging bij de mensen van de Trust een belletje rinkelen. Daar ik hen al eerder belangrijke diensten had bewezen hebben ze de zaak aan ons overgemaakt...' Merv keek even rond over zijn bureau en nam een stapeltje papieren.
'Dit zijn die lijsten van Inform I.' Hij gaf ze aan Liskey. Achter-overgeleund nam hij ze vluchtig door in de hoop dat toch één naam hem bekend zou voorkomen.
'Tweeëndertig zijn het er,' hielp Merv hem. 'En we hoeven ons voorlopig geen al te grote zorgen te maken want ik kon aan zijn woorden begrijpen dat Inform I al de mensen die met hen contact opnamen nogal goed heeft opgevangen, in die zin dat alles nog wel voor een tijdje stil kan worden gehouden. De Trust wil niet dat er teveel wordt over gepraat. Onze zorg is de Azybel zien te vinden en uiteraard ook de passagiers. En vooral vlug. De verdwijning van de Azybel dateert van een paar maanden geleden en pas een week geleden kregen we kennis van de zaak. De Trust heeft er teveel tijd laten overgaan.' Merv zat er wat verslagen bij.
'...Waarschijnlijk in de hoop dat de Azybel toch èrgens zou opduiken,' vulde Liskey aan.
'Juist. Ook dat rapport van Kaltas is te laat naar boven gekomen. Nu zijn er die Inform I-lijsten...Aan de datacodes te zien nog vrij recent.' Merv staarde naar het plafond. Gedragen op een frisse bries, kwamen woelige geluiden van het marktplein door het open raam naar binnen. Liskey's ogen dwaalden over de bovenste naamlijst.
'Baas, het kunnen er ook meer dan tweeëndertig zijn, weet je? Wie weet hoeveel anderen hebben nog nièt met Inform I gesproken...'
'Je hebt gelijk. Daar had ik nog niet aan gedacht. Maar die lijsten zouden ons best op een goed spoor kunnen brengen. Neem ze mee Liskey, en breng me in ieder geval zo vlug mogelijk op de hoogte van je plannen.'
Liskey stond op en rolde de lijsten op . 'O.K., baas. Dan ga ik maar.'
Hij zwaaide zonder om te kijken, sloeg de deur achter zich dicht en beende het gebouw uit.
De zon stond loodrecht in de hemel toen Dick Liskey naar buiten stapte. Hij knipperde even met de ogen door het felle licht dat weerkaatst werd door de torenhoge met glas beklede gebouwen rond het plein. Door de immense hoogte leek het plein kleiner te zijn dan het eigenlijk was. Wel stonden tussen die hoge constructies panden in oude Arsa-stijl. Ronald Merv was geldelijk in staat geweest om een van die panden voor een redelijke prijs te kopen. Een verdiep had hij behouden voor zijn woonst en zijn kantoor, de overige twee verdiepingen verhuurde hij. De gevel was een prachtvoorbeeld van de oude Arsabouwstijl met hoekige sculpturen, ronde ornamenten en ruitvormige ramen die uitkeken op het nu luidruchtige grote marktplein want het was vandaag Koopdag . Overal stonden kraampjes en standjes kriskras door elkaar met handeldrijvers die luidkeels klanten naar hun waren lokten. De een was preutser gekleed dan de andere, al was het maar om hun afkomst te verbergen of juist te accentueren. Anderen droegen de traditionele kledij van hun planeet en dit wekte steeds de nieuwsgierigheid op van rondhollende kinderen die al vaker verhalen hadden gehoord over ander volkeren uit het Stelsel maar ze nog nooit hadden gezien, tenzij op dimensiefoto's in hun schoolboeken. De gestalten en gezichten deden elke kunstenaar watertanden. Met gebroken Arsa-accent prezen die rondtrekkende handelaars hun koopwaar aan. Meestal waren het groenten en gewassen van hun wereld die hier als delicatesse werden beschouwd, anderen trachtten eigenaardige voorwerpen aan de man te brengen. Liskey slenterde tussen de kraampjes en af en toe hield hij halt om iets nauwkeuriger te bekijken of keek naar een stoffenverkoper die aan een groepje omstaanders demonstreerde hoe zijn stoffen veranderden van kleur, al naar gelang de stemming van de drager. Straatmuzikanten speelden muziek op elk vrij plaatsje en die klonk even vreemd als hun uiterlijk. Sommigen leken van heel ver te komen, anderen van nabije planeten uit het Stelsel. Liskey merkte Torgeniërs op, Korveners en nomaden van Renas. Als er één planeet was die nog de meest toegankelijke muziektraditie had was het Velnos. Maar Velnosiërs trof je hier eigenaardiggenoeg weinig aan want hun muziektraditie klonk niet apart genoeg en ze keerden meestal naar huis terug met een amper gevulde muntschaal. Veel handelaars die Arsa aandeden hadden hun eigen kleine vliegsloep en die stond steeds op het plein aan de ruimtehaven Poort. Deze haven was de grootste op Arsa en daar de planeet zowat centraal gelegen was in het Stelsel heerste er steeds een grote bedrijvigheid. Er was geen schip dat het Stelsel doorkruiste of het maakte een tussenlanding op Arsa. De economie hier, stond steeds op zijn hoogste punt en het spreekt vanzelf: de tolkosten om op Arsa te landen waren niet onaanzienlijk. Niemand vond die echter te hoog want op Arsa waren schitterende zaken te doen. Het was de draaischijf van het Stelsel.
Liskey zocht aan de overkant van het marktplein een kroeg op nadat hij zich had bedacht, want eerst zou hij naar de Cassiopeia gegaan zijn. Maar hij had geen zin om vertrouwde gezichten terug te zien en voor de zoveelste keer te antwoorden op de vervelende vraag hoe het met hem was. Hij nestelde zich in een van de rieten zetels op het terras van de Groene Vurk. Ongetwijfeld had de waard jaren geleden Vurk verlaten om hier op Arsa een bloeiende taveerne te beginnen. Een groen ovalen en kaal gezicht doemde voor hem op en Liskey bestelde een jupperthee.
Terwijl hij zat te genieten in de middagzon van zijn drankje, werden zijn gedachten plots weer in beslag genomen door de verdwijning van de Azybel. Liskey haalde de naamlijsten uit zijn hemdzak, rolde ze uit en bestudeerde ze aandachtig. Tweeëndertig namen. Het grootste deel blijkbaar niet van Arsa zelf afkomstig...Dàt ergerde hem nog het meest. Waarom waren ze naar Arsa gekomen om op de Azybel te boeken? De Azybel kon hen toch ophalen. Poort is wel de belangrijkste ruimtehaven maar zeker niet de enige...Tal van kleinere havens, verstopt in het Stelsel, zouden veiliger zijn geweest voor zaken die in het geheim moesten gebeuren. Hij overliep even de weinige namen van diegenen die wel Arsaniërs waren, alsof hij dacht dat daarin de sleutel van het hele voorval te vinden was. Hij legde de lijsten terug op het kleine tafeltje. Met een diepe teug dronk hij de beker leeg en zijn blik dwaalde weer af naar de bedrijvigheid op het marktplein. Een korte bries wierp de luifel van een groentenkraampje op en Liskey sloeg met zijn hand op het tafeltje maar het was te laat. De papieren dwarrelden weg van het terras om op de straatkeien terecht te komen. Een rijzige oude man die net voorbijstapte bukte zich, wierp een blik op de lijsten, keek rond en bemerkte toen Liskey die zich net oprichtte. De man kwam naar hem toe en gaf hem de wat gekreukelde papieren.
'Bedankt, heer,' zei Liskey en stak hem de hand toe, 'Drink nog iets mee heer, tenzij U gehaast bent.'
De man knikte. 'Welja, ik heb nog even de tijd.' De man sloeg zijn bruine cape over de rugleuning van de rieten zetel naast die van Liskey en zette zich.
'Mooie dag vandaag,' zij hij en het was Liskey meteen duidelijk dat hij een praatje wilde maken.
'Ja,' zei Liskey, 'en de Koopdag heeft weer eens geluk vandaag want het is niet altijd zo. Maar het seizoen heeft zich dit jaar vroeg en goed aangekondigd.'
'Dat is zeker. Wat meer is, het houdt de Stad levendig. De mensen bloeien open alsof het bloemen zijn en vreemdelingen voelen zich dan ook meteen thuis. Trouwens, heel Arsa is met dit seizoen ontvankelijk...' Hier aarzelde hij even. '...Soms vraag ik me af waarom sommigen ongemerkt Arsa willen ontvluchten.'
Een schok ging door Liskey en beide mannen keken elkaar aan. Liskey zocht naar een gepast antwoord om het gesprek een andere wending te geven maar de oudere man gaf hem geen kans.
'Dergelijke dingen kan je niet tolereren. Eigenaardig dat zoiets ongemerkt kan gebeuren. Het moet een gewiekste kerel zijn, die piloot.'
Met een lach in zijn blik keek hij Liskey aan. De zon dook weg en Liskey bespeurde de vastberadenheid in de ogen van de man van wie hij eerst had gedacht dat het een gewone voorbijganger was maar zo gewoon bleek die man nu toch niet te zijn. Met pijnlijke moeite stelde hij de vraag die plots op zijn lippen was gaan branden.
'Wie bent U heer, al wil ik niet onbeleefd zijn.'
De groene waard was komen opdagen en ze bestelden beiden een jupperthee. Toen de twee glasbekers op het tafeltje stonden nam de man het zijne in de hand en nam er een spaarzame teug van.
'Ik was op de ruimtehaven toen het schip vertrok,' zei hij, Liskey's vraag ontwijkend , 'De Azybel..., is het niet?'.
Een zware stilte viel tussen beide mannen terwijl het kabaal op het marktplein hun stilzwijgen verscherpte. Een luchtschip vloog laag over. Het was Liskey die het gesprek heropende.
'Hoe weet u dat ik me bezighoud met die zaak?' In een flits bedacht hij dat hij zich met deze vraagstelling kwetsbaar had gemaakt.
'De lijsten die ik voor je opraapte, jongeman. Bovenaan: "Inform I/ Trust - voor MervConcern/betreft Azybel"...' De man zweeg even. Liskey's handen zweetten.
'Ik legde onmiddellijk het verband met het schip dat ik maanden geleden op een nacht had zien vertrekken vanop de afgelegen en niet meer gebruikte terreinen van Poort. Daar vertrekken geen schepen meer. Het gebied lijkt er vergeten te zijn. En dan stijgt er een schip op... midden in de nacht... zonder boordlichten...vanop een niet verlicht platform...De inscheping zelf verliep te haastig om zomaar een gewone vlucht te kunnen zijn. Allemaal dingen die mijn aandacht trokken... Ik ben heel mijn loopbaan piloot geweest voor het Keizerlijke Huis en ik mag wel zeggen dat ik, bij manier van spreken, op de ruimtehaven woonde. Nu ben ik reeds lang op rust en ga er vaak wandelen. Vooral 's avonds en 's nachts. Dan heerst er volstrekte rust en stilte en kan ik dromend kuieren.' Hier zweeg hij even om van zijn thee te drinken. Liskey zei niets, al was het maar om de man aan te zetten om verder te vertellen.
'Het gebeurde tijdens een van mijn nachtelijke wandelingen, een paar maanden geleden. Een heldere nacht was het. Volop sterren...de twee manen waren vol...het sterrenbeeld de Vlinder stond pal boven me...Ik volgde het pad langs de niet meer gebruikte terreinen van Poort, die wat in de diepte liggen. Daar liggen enkel nog oude raketwrakken, afgedankte energiecilinders, verroeste machines en vergeten onderdelen van shuttles. De bouwvallige toren, verwaarloosde gebouwen en scheefgezakte loodsen maken alles nog meer tot een verlaten omgeving. De manen wierpen twee elkaar kruisende schaduwen voor mij uit. Opeens dacht ik stemmen te horen in de verte, naar het me toescheen, vanuit de richting van het verlaten haventerrein. Ik achtte het voor onmogelijk en was eerder geneigd het toe te schrijven aan de vreemde speling van nachtelijke geluiden. Toch werd mijn nieuwsgierigheid geprikkeld. Daar het een heldere nacht was met het licht van de twee manen zou ik misschien toch iets kunnen zien. Het was een spontane ingeving en besloot een kijkje te gaan nemen. Ik zocht door de hoge struiken een doorgang om bij de niet meer onderhouden omheining te komen, in de veronderstelling dat ik misschien iemand zou kunnen zien. Wat ik zag was vreemder. Onder het bleke licht van de twee manen doemde in de diepte de vorm op van een reusachtig ruimteschip. Hoe het daar gekomen was, was voor mij een raadsel. Maar de contouren van het schip, vooral de stuurboegen, kwamen mij bekend voor. Waarom wist ik niet. Ik hurkte neer. Noch op het terrein, noch op of in het schip waren lichten te zien. Mijn aandacht werd plots afgeleid naar beweging tussen de draagpoten van het schip. Ik tuurde door de bleke duisternis en wat ik zag deed me verstijven. Daar liepen niet een of twee figuren, maar een hele groep. De afstand ontnam me de mogelijkheid om precies te zien hoeveel. Wel kon ik zien dat er pakken of dozen aangedragen werden en met een takel in het ruimteschip werden gehesen. Ik dacht aan een geheime legeroperatie en meteen aan de gevolgen als ik hier werd ontdekt. Mijn beslissing om vlug terug te keren en te vergeten wat ik had gezien werd verhinderd door mijn nieuwsgierigheid. Het werd me duidelijk dat dit niets met het leger van doen had daar de bedrijvigheid weinig ordelijk verliep, geen bevelen werden gegeven en er geen officiële voertuigen waren. Van het ene op het andere moment, zo leek het me toe, was de groep plots nergens meer te bespeuren. Links achter zag ik een laatste iemand langs een buitenladder in het laadruim klimmen. Toen was er dat snerpend geluid dat aanzwol...uitlaten onder en achteraan het schip spuwden vuur ... de grond trilde. Het schip verhief zich een paar meter boven het terrein en de draagpoten schoven in elkaar. Met een dreunend geluid draaide het rond zijn as, steeg boven de omringende gebouwen uit en schoot de nachtelijke hemel in. Rillend bleef ik alleen achter, overmand door paniek. Een paar ogenblikken later kwam ik terug op adem en staarde in de richting waar het schip zo snel verdwenen was. Toen plots, alsof er een deur in mijn geheugen werd geopend, kwam het schip me helder voor de geest. Ooit was ik er eens dichtbij geweest toen mijn oversten het mij lieten zien in een of andere montagehal. Het was een prototype dat nooit in productie werd gebracht. De reden is me nooit verteld geweest. Toen schoot de naam door mijn hoofd die op de flanken stond: Azybel.'
De man keek hem recht in de ogen. Liskey was onthutst.
'Een sterk verhaal, bijna niet te geloven maar ik twijfel niet aan je woorden, heer.'
'Tijdens mijn dienstjaren bij het Keizerlijk Huis heb ik heel wat meegemaakt,' zei de man, 'Ik heb een mooie dienst gehad. Daarom hou ik zoveel van die nachtelijke wandelingen. Dan komen de herinneringen los. Maar die nacht van de Azybel zette alle andere in de schaduw. Voor het eerst in mijn leven was ik getuige van iets opruiends, iets ondermijnends, iets dat al mijn zekerheden op de helling heeft gezet. Het was iets dat niet mocht geweten zijn. Alles verliep die nacht zo vlug en zo geheimzinnig.'
Het drong langzaam tot Liskey door dat de man ongetwijfeld zijn ganse leven eerlijk en trouw had gediend in teken van de Keizer en het Volk. De nacht die hij had meegemaakt stond daarmee plots in contrast.
'Waarom ben je gestopt als piloot?' vroeg Liskey.
'Ach, eens moet je ophouden, jongeman. Je wordt te oud. Je gezichtsvermogen neemt af, je reageervermogen, moed en durf...Eén iets zal ik blijven houden : mijn trots. Voor het Keizerlijk Huis vliegen is altijd een eer geweest. Waren het geen leden van de Familie die ik moest overbrengen, dan waren het kostbare goederen: kunstwerken, schilderijen en andere waardevolle spullen. Beleggingsgoederen, zeg maar. Vroeg of laat vloeiden de opbrengsten steeds weer naar het volk in de vorm van investeringen, sociale werken, verbeteringen van allerlei soort. Het Keizerlijk Huis is goed voor de bevolking. Nergens trieste gezichten. Kijk maar naar die bonte mengeling op de markt!' en hij wees over het marktplein.
'Toch ben ik bang. Onder de vreugde van de sterren kan woelig water stromen... Ach kom, laat ons deze mooie ontmoeting niet bederven door de gedachten van een oude man zoals ik.'
Hij riep de waard nog even en beide vroegen ze nog iets te drinken. Hier en daar waren reeds kooplieden bezig hun goederen in te pakken en in dozen, koffers en kisten te bergen. Enkele Trustwachters reden op hun paarden heen en weer en zetten andere marktlieden aan hetzelfde te doen want de handelsuren liepen ten einde.
'Mag ik u vragen heer, waarom u mij dit alles verteld? U kent mij niet, net zoals ik u eigenlijk niet ken...' vroeg Liskey terwijl hij zijn lange haren achterover sloeg, 'Trouwens, waarom hebt u dat verdachte voorval van die bewuste nacht nooit gemeld aan de Trustwacht? Waarom vertelt u dit mij, schijnbaar in volstrekt vertrouwen?'.
De man boog voorover en steunde met zijn armen op tafel terwijl hij over het bijna leeggelopen plein keek. Overal lagen lege dozen, hier en daar kratten met vuil fruit en groenten. Er dwarrelde papier rond dat de vliegen wegjoeg van overgebleven etensresten. Aan de overkant was al een eerste opruimploeg met hun kar het plein opgereden.
'Je weet evengoed als ik dat het soms goed is om dingen voor zich te houden, al weet je best dat je op dit moment een medespeler bent geworden zonder het zelf te willen. Dat is al vervelend genoeg. Het onderzoek dat volgens de officiële lijnen zou verlopen zou van lange duur zijn . En als enige getuige is het zo goed als zeker dat het een vervelende tijd zou worden. Ze laten je nooit meer met rust zolang het onderzoek loopt en ze beginnen te peuteren in je privébezigheden.
Wat deed je daar? Precies op dat ogenblik? Midden in de nacht? Waarom was je naar daar gegaan?...Dan gaan de heren van de veronderstelling uit dat je reeds iets opgevangen had en dat je dat verzwegen had... Zo zie je maar dat het een web wordt waar je in verstrikt raakt zonder dat je het wilde. Je leven is van dan af een warboel en je kunt nergens meer gaan of staan zonder dat je het angstig gevoel hebt dat je in de gaten wordt gehouden. Mensen waarmee je praat worden beschouwd als "verdacht". De conclusie is gewoon; je mond houden terwijl het nog kan.'
Hij zweeg even en staarde voor zich uit en zuchtte alsof er een zware last van hem afgevallen was. Dick Liskey zei niets... Hij wist dat de Trust niets uit de weg gaat om criminaliteit van allerlei soort uit te roeien. Alles word onderzocht. Verdachten en zelfs getuigen worden hard aangepakt om de precieze waarheid uit hen te krijgen. Elk detail wordt geverifieerd. Vanaf nu beheerstte de Trust hun leven. Hij begreep de angst van de man die voor hem zat. Een man die zijn ganse leven in alle eerlijkheid het Rijk had gediend. Een man die pech had gehad de Azybel te zien vertrekken, want nu zat hij met zijn geweten in de knoei. Dat hij alles had verteld aan Liskey wees erop dat de man op zijn manier zou kunnen gaan rebelleren.
'Het doet me goed dat ik alles aan u kon vertellen,' zei de man alsof hij Liskey's gedachten doorzag. 'De vaststelling dat jij belast bent met een door de Trust aangevraagd onderzoek bij een privéstichting maakte het voor mij plots eenvoudig. Vanaf het moment dat mijn ogen op de lijsten vielen gaf mij dit een geruststellend gevoel. De hoofdregel duidt aan dat ze van het MervConcern zijn wat er overduidelijk op wijst dat de Trust zijn handen er zelf niet wil aan vuil maken. Het zou niet de eerste keer zijn dat ze een zaak naar een of ander concern afschuiven. Dit doen ze als ze zelf ten einde raad zijn. Meestal hoor je er later niets meer van. Een concern als het uwe werkt onopvallend en vangt minder wind...Toch zou het mij niet verwonderen als zij van hun kant het onderzoek opnieuw gestart zijn.'
Liskey keek geschokt op. 'Wat bedoelt u; opnieuw...?'
'Net wat ik bedoel. Zeg maar : een parallel lopend onderzoek. U moet beseffen dat hier twee kanten zijn aan deze zaak. Er is de verdwenen Azybel en er zijn de mensen die ermee vertrokken...We moeten er misschien rekening mee houden. Deze veronderstelling kan voorbarig zijn maar toch...We kunnen ...'
'Het lijkt wel alsof u zich ook wil mengen in het onderzoek?' onderbrak Liskey hem schertsend maar al vlug merkte hij dat de man het meende.
'Ach. Ik zou wel meer van deze zaak willen weten. U kunt mij nu natuurlijk aandragen bij de Trust...' Hij hield zijn hoofd schuin en keek Liskey met een uitdagende blik aan, 'Dit zult u niet doen want ik heb u nu al meer informatie gegeven dan wat je had verwacht. Ik heb u een helder beeld gegeven van wat er die nacht is voorgevallen. Misschien kan ik nog enkele gesloten poortjes voor je openen. Ik ben zelf piloot geweest, ik ken hun wereldje.'
'Eh, ja..,' was het enige wat Liskey op dit moment kon zeggen. Hij was plots in de war. Een vonk van wantrouwen schoot door zijn geest. Wie was die man? Liskey had gemerkt dat de man plots de beleefdheidsvorm 'U' had laten vallen en de conversatie daarmee een gewichtiger vertrouwensvorm Had gegeven. Het was een niet onbelangrijk detail, vond hij.
'We zouden een goed team kunnen zijn. Ik heb jouw vertrouwd toen ik alles vertelde. Nu is het jouw beurt om mij te vertrouwen. Dat maakt ons tot de geschikte partners. Je kan me best gebruiken. Je zit met een zware opdracht en je weet amper waar te beginnen.'
Dick Liskey staarde voor zich uit. Hij besefte dat de man gelijk had.
'Wat dacht je ervan om naar mijn woning gaan, wat verder te praten en dan vanavond de dag te besluiten met een goed glas wijn? U bent mijn gast!'
Dick Liskey aarzelde. De zaken hadden plots een andere wending genomen. Die ochtend was hij radeloos bij Ronald Merv binnengevallen en had dan zijn kantoor verlaten zonder een precies doel voor ogen. Hij was van de veronderstelling uitgegaan dat hij met de naamlijsten een nieuw aanknopingspunt zou kunnen vinden. Nu was plots alles anders geworden. Hij was er totaal niet op voorbereid geweest dat de situatie zo vlug een wending zou nemen. Nu moest hij een snelle beslissing nemen. Het zou geen slechte zaak zijn deze man te vertrouwen maar dan wel met een grote voorzichtigheid... Anderzijds wilde hij Merv om raad vragen maar daar was nu geen tijd meer voor.
Als hij de uitnodiging zou afslaan zou hij het vertrouwen onmiddellijk kwijtspelen. Een nieuwe ontmoeting regelen op een ander tijdstip zou hetzelfde resultaat hebben, want ongetwijfeld zou de man zich nooit meer laten zien.De vrees dat Liskey de Trust misschien toch zou inlichten was te groot. Vooral daar was de man bang voor. Zelfs al dacht hij dat Liskey enkel Merv zou ingelichten dan kon hij nog niet zeker weten of de informatie zou doorvloeien naar de Trust. Elk risico zou hij uit de weg gaan. Liskey voelde dat de man hem graag mocht en vertrouwde. Dat vertrouwen mocht Liskey nu niet verknoeien. Ongetwijfeld kon hij Liskey helpen bij het onderzoek; daar was hij zeker van. De man was getuige geweest van het vertrek van de Azybel. Ja, misschien verzweeg hij nog dingen die tijdens of achteraf waren gebeurd ...of misschien zelfs voordien! Liskey bedacht dat hij alle mogelijkheden moest openlaten.
Nadat zij hadden afgerekend met de waard die hun vertrek had opgemerkt en haastig naar buiten was gekomen, stapten zij samen het plein over en verdwenen in een nauwe steeg.
2-TWEE
RONALD MERV stond op vanachter zijn bureau en leunde door het open raam. Beneden zag hij Dick Liskey het pand verlaten. Merv zag hoe Liskey door de woelige menigte het marktplein opstapte en tussen de kriskras opgestelde kraampjes verdween. Merv nam zijn brilletje af, wreef even in de ogen en steunend met zijn armen op de vensterbank liet hij zijn blik het drukke plein rondgaan. Nadat hij nog even zijn ogen opsloeg naar de kleine wolkjes die traag over de spitsen van de hoge gebouwen dreven, deed hij het raam dicht. Stilte overspoelde zijn kantoor. Hij ging naar de stoel waar Liskey zopas had gezeten en met gekruiste armen zette hij zich aan het denken. In gedachten overliep hij nog even het gesprek met Liskey. Een iets was in ieder geval belangrijk; de Azybel was geregistreerd op Kaltas, het satellietstation. Daarmee kon hij alvast zijn kant van het onderzoek beginnen want hij wilde alles eens zelf bekijken. Merv stond recht, zette zich achter zijn bureau en zocht de telefoon onder een slordige stapel papieren. Hij drukte de code in van de linkcentrale. Bijna onmiddellijk kreeg hij gehoor van een heldere vrouwenstem.
'Linkcentrale Drie, goeiemorgen,' het leek wel alsof de dame aan de andere kant deze zin uit routine zong.
'Goeiemorgen. Met Ronald Merv van het MervConcern. Zou het mogelijk zijn mij door te verbinden met Kaltas?' vroeg Merv.
'Mag ik de fooncode die u wilt a.u.b.?' zong de stem. Merv slaakte een gesmoorde vloek en gooide een paar papieren ondersteboven, zoekend naar het nummer. 'Excuseer me...Een ogenblik...Ja,hier heb ik het. GY345-221L.'
'Blijf aan de lijn, heer. Ik schakel u zo door.' Merv hoorde een reeks van pieptonen terwijl hij wachtend speelde met het snoer van de hoorn.Er waren zeventien Linkcentrales op Arsa die elk hun automatisch doorverbindingsstation hadden in een baan rond de planeet. Vroeger waren deze stations bemand en moest alles nog manueel gebeuren maar later werden er comunits geïnstalleerd. Merv haatte al die gesofisticeerde snufjes en vond dat het vroeger zoveel gezelliger en menselijker was. Hij bereidde zich al voor op het ander technisch snufje dat hij niet kon uitstaan en weldra zou horen en inderdaad...
'Kaltas GY345-22L,' sprak een holle mechanische stem,' gelieve te vermelden wie u wenst te spreken.' Merv hoorde een signaal.
'Nortinsky. Jen Nortinsky.' antwoordde Merv, terwijl hij als grap de mechanische stem nabootste.
'Blijf aan het toestel,' galmde de metalen stem. Merv roffelde met zijn vingers op het bureaublad toen een menselijke stem hem begroette.
'Goeiemorgen. Nortinsky hier.'
'Ook goeiemorgen,' groette Merv terug, 'U spreekt met Ronald Merv van het MervConcern. Ik ben belast met een onderzoek en zou wat informatie willen. Mag ik erop rekenen dat ons gesprek vertrouwelijk blijft?...' vroeg Merv vooraleer verder te gaan, waarop hij een bevestigend antwoord kreeg.
'Eigenlijk betreft het een onderzoek dat me werd aangevraagd door de Trust. Meteen begrijpt u de ernst van dit gesprek. Ik weet dat het ongebruikelijk is, maar ik had graag wat beeldmateriaal doorgestuurd gekregen. Het gaat om een sterrenschip dat u zou gededecteerd hebben. De Azybel.' Merv vond het beter om meteen met de deur in huis te vallen. Hij hoorde de aarzeling in Nortinsky's stem.
'De Azybel...' Het bleef even stil aan de andere kant van de lijn.
'...Interne gegevens sturen wij zelden door. Voor concerns als het uwe gebeurd dat wel eens...Maar wat betreft dit geval...' De aarzelingen van Nortinsky maakten Merv nerveus.
'Een ogenblik...', klonk de stem ernstig. Merv hoorde hoe Nortinsky de palm van zijn hand op de hoorn drukte en hoe doffe onverstaanbare woorden werden gewisseld tegen iemand. Zenuwachtig beet hij op zijn onderlip.
'...Ik weet dat het u wat tijd zal kosten maar het zou voor u en voor mij beter zijn dat u zelf naar Kaltas komt, als u begrijpt wat ik bedoel...' Merv had nog nooit zo goed begrepen wat iemand bedoelde en op zijn gezicht verscheen een brede glimlach.
'...Ik wil maar zeggen, u kunt hier alle gegevens nakijken die u wilt. Al zijn die in deze zaak,zoals u wellicht hebt vernomen, heel beperkt.'
'U bent heel vriendelijk.', zei Merv, 'Is het goed dat ik nu nog vertrek?'
'Dat lijkt me prima. Ik raad u aan om bij aankomst Exit 12 te nemen. Deze exit loopt recht op ons complex uit. Tot ziens dan?'
Merv bedankte Jen Nortinsky hartelijk en haakte in. Hij sloeg zijn hoofd achterover en slaakte een lange zucht van opluchting.
Daar hij Dick Liskey in ieder geval vandaag niet meer zou zien besloot hij om een kort bericht voor hem achter te laten. Hij schroefde de dop van zijn pen en nam een stukje papier waarop hij kort een boodschap schreef en schoof het onder de telefoon. Merv keek nog even achter zich, trok de deur dicht en deed ze op slot. Haastig ging hij nog even binnen in zijn woonvertrek, zocht zijn tijdsmelder, wat geld en nodige papieren en liep toen de trap af. Door zijn haast was hij vergeten dat het Koopdag was en buitengekomen belandde hij op het drukke voetpad waarbij hij tegen een paar drukbepakte mensen aanbotste. Zijn voornemen om een taxi te nemen moest hij laten varen want elk voertuig werd op Koopdag uit het centrum geweerd. Merv duwde het brilletje hoger op zijn neus en schraapte zijn droge keel. Eigenlijk kon hij best nog iets gaan drinken op een terras. Misschien bij Het Holle Vat of De Groen Vurk, maar hij wilde toch niet te veel tijd verliezen. Ronald Merv kon niet weten dat hij, indien hij toch naar De Groen Vurk zou zijn gegaan, er Dick Liskey zou hebben aangetroffen in een onthutsend gesprek met de merkwaardige man...Merv keek een paar ogenblikken verward rond en baande zich toen een weg tussen de luidruchtige massa naar een stadslift aan de rand van het plein. Die liften waren een combinatie van twee naast elkaar hangende kooien waarvan de ene in de diepte afdaalde terwijl de andere weer omhoog klom. Beneden gekomen kon je dan alle kanten op. Onder het zichtbare centrum was een netwerk van ondergrondse shoppingscentra, restaurants, een paar sleep-inns, parkings, enkele officiële kantoren en dan de ontelbare locoperrons voor de glijstellen die je overal heen konden brengen.
De liftkooi was stampvol. Net voordat de kooi zou sluiten wrong zich nog een jonge dame naar binnen met een witte poedel die luidop kefte toen ze het arme beest naar binnen trok aan de leiband. Merv stond wat genepen in de verste hoek tussen een Hintarer met een volgestouwde rugzak en een zwaarlijvige man. Het metaal van de geweven kooiwand drukte in zijn rug. Knarsend en eerst met schokken zakte de lift naar beneden aan de zichtbare kabels boven en langszij. De smeerolie glom onder het donkerblauwe licht van de koker. Even leek het blauw te doven toen de grillige schaduw van de andere volle kooi, die vanuit de diepte naar boven werd getakeld, omhoog klom in de koker. Het donkerblauw kwam terug en vloeide even later over in geel. Dan in helder wit licht. Geluiden van de ondergrondse drukte zwollen aan. Toen zakte de lift neer op het platvorm met een holle bons. Het frontpaneel werd omhooggehesen en Murv wrong zich met de rest mee naar buiten tussen een ongeordende groep die wachtte om de leeggelopen liftkooi terug te vullen. Reikhalzend zocht hij tussen de opgehagen infopanelen het bord van de locoperrons en vond het boven de uiterst rechtse tunnelgang. Zijn voetstapppen vermengden zich in het droog galmende lawaai van de andere reizigers die dezelfde richting uitgingen. Vanachter een korte bocht spoelde het geluid van op-en afrijdende loco's de tunnel binnen. Aan de brede perrons stopte Merv even om het steeds wisselende bord van de uurregelingen te bekijken. Hij twijfelde of hij de eerste loco zou nemen naar Poort, of zou wachten op de verbinding naar Poort II, want op Poort zou hij vermoedelijk meer moeite hebbben om nog een vlucht te kunnen boeken naar Kaltas. Poort zelf, is uitstekend voor vluchten die al een tijd vooraf geboekt kunnen worden en via Poort II, de kleine ruimtehaven, zou hij waarschijnlijk gemakkelijker een plaats kunnen krijgen op een shuttle die Kaltas ook zou aandoen. Hij werd plots opzijgedrumd door reizigers die zich spoedden naar een zopas tot stilstand gekomen loco. Merv zag het verlichtte bord van de wagon voor hem. "Mertu-Stad-Krensdorp-Poort.",las hij. Hij dacht vlug nog even na en besloot toch deze loco te nemen, maar het was te laat. De deuren schoven dicht en de overvolle wagons zetten zich in beweging om iets verder in een donkere tunnel te verdwijnen. Langs de gewelfde muren met neonlichten en bewegende reklameschermen stonden bankstellen waar Merv nog een plaatsje vond tussen een Korvener en een Aardling. Bagage lag hoog opgestapeld op karren en wagentjes die rond een pilaar stonden. Mensen liepen ongeduldig heen en weer, anderen stonden in groepjes te roken, aten vlug nog iets of stonden een krant te lezen.
Een paar jonge kerels met getatoeëerde gezichten dronken uit blikjes, stampten ze plat op de betegelde vloer en schopten ze van het perron tussen de rails. Een hoge fluittoon deed een ogenblik iedereen omkijken naar een loco die langs het perron gleed en knarsend tot stilstand kwam. Onmiddellijk merkte Merv dat dit de loco was die hij moest nemen en liet zich naar binnen meedrijven door de opengeschoven deuren. Een mengeling van scherpe geuren drong zijn neusgaten binnen terwijl zijn ogen op een nog vrije plaats op een bank vielen, waarvan de bekleding stukgescheurd was. Een stel kinderen met een electronisch gokdoosje speelden ongestoord verder in de smalle middengang, toen Murv moeilijk over hen heen stapte. De piepende scoregeluiden gingen toen plots verloren in het gezoem van de wagons die zich in beweging zetten.Hij nam zijn brilletje af om de beslagen glazen op te poetsen, zette het hoog op zijn neus terug en zag zich helder weerspiegeld in de ruit naast hem toen de loco de donkere ondergrondse tunnel ingleed. Een man zat naast hem The Galactic Times te lezen onder het slechte licht van de vergeelde gloeilampen. Voor hem zat een jong paartje elkaar te knuffelen. In de middengang stonden heel wat reizigers dicht op elkaar gepakt. Een lange tijd later voelde hij hoe zijn rug wat dieper in de rugleuning drukte toen de loco een stijle onzichtbare helling opreed en even later ruilde de duisternis van de tunnel voor het heldere daglicht toen de loco aan de oppervlakte kwam. Door de vegen op het met dampen beslagen venster, kon hij zien hoe de Stad in de verte achter hem, nietig verdween tussen de snel wegglijdende heuvelvlakte. Een tijd lang werd nu het zicht ontnomen door een eindeloos lijkende rotswand die langzaam leek af te brokkelen tot slecht reusachtige losliggende stenen. De sporen maakten een brede bocht tussen enkele hoger gelegen stukken braakliggend land waarna de loco vertraagde en een klein station binnenreed dat door de speakers als Bulkenwijk werd aangekondigd. Toen de loco stilstond schoven de deuren open en reizigers stapten haastig in en uit. Uit de luidsprekers schoten slecht verstaanbare aankondigingen over verbindingen, spoornummers en tijdsmeldingen. Zodra deze afgelopen waren kreeg het geroezemoes op de perrons weer de overhand. Twee met stoffen en tapijten beladen Murk- bewoners kamen de wagon binnen, zagen dat er geen plaats meer was en zochten een andere wagon op. De laatste van de twee verloor bijna zijn evenwicht toen de loco zich weer in beweging zette. Merv vermoedde dat de halte van Poort II nu niet veraf meer kon zijn. Ze doken nog een paar korte tunnels in en gleden over een slecht onderhouden brug en boven een verre bergtop begon een luchtschip aan zijn afdaling, zich klaarmakend voor zijn landing op Poort II. Een ander schip kruistte iets hoger zijn route in vlakke vlucht. De vlakte die aan het venster voorbijsnelde was amper bewoond want slecht een paar wijd uit elkaar liggende boerderijen onderbraken het landschap. Merv speelde even met de droom om later, als hij genoeg had van zijn drukke leven en voldoende fortuin had verzameld, hier een oude boerderij te kopen en de rest van zijn leven in deze eenzame omgeving te blijven. Vanuit het kleine keukenraam zou hij in de verte, onder het purperen ochtendlicht, de eerste loco zien glijden door de ontwakende vlakte. Vanuit de tere ochtendmist zou een zwerm vogels opgeschrikt opvliegen, de vroege dag tegemoed...Suf opende Murv zijn ogen. De loco reed een donkergroen bos binnen en toen de laatste bomen gepasseerd waren doken de hoge gebouwen op van Poort II. De kleine betonnen vertrekplatforms droegen waterplassen. Blijkbaar had het hier kort geleden geregend. Er vlogen een paar kleine shuttles over de ruimtehaven en Merv hoopte dat hij niet te veel moeite zou hebben om er een te boeken naar Kaltas.
De loco vertraagde en stopte in een met glas overkoepelde perronhal. Samen met Merv stapten nog heel wat reizigers af die ook Poort II als bestemming hadden. Hij liep met ze mee langs een hoog ommuurd maar breed betegeld pad dat leidde naar de centrale ingang van de kleine ruimtehaven. Er speelde verwarrende muziek die echode in de hoge hal. Af en toe werd de muziek onderbroken door een blikken stem die een paar boodschappen afhaspelde. Merv keek wat rond om zich te oriënteren en begaf zich toen naar de boekingdesk waar hij niet lang hoefde te wachten vooraleer een donkerharige hostess, met ogen die haar afkomst van Rantin verraadden en hem met datzelfde accent in haar uitspraak te woord stond.
'Kan ik u helpen, heer?', vroeg ze met een glimlach waar je zo zou voor bezwijken.
'Ik zou een vlucht willen die me naar Kaltas brengt,'antwoordde Merv.
'Mmm...Even kijken,' en de hostess duwde een paar toetsen in van de compunit en keek dan naar een scherm waarvan het licht haar zwarte haren een groene schijn gaf.
'Heer, ik denk dat dit nog voor vandaag moeilijk zal zijn . Een paar vluchten zijn deze morgen al vertrokken en deze middag was er dan nog vlucht GH7 maar voor deze namiddag eh...een ogenblik.' Ze verdween door een klapdeur achter haar en liet hem alleen aan de desk terwijl nog een vijftal hostessen druk in gesprek waren met hun klanten. Merv draaide zich om en keek de drukke hal rond. Overal werd gesjouwd met pakken en bagage. De bedrijvigheid maakte Merv zenuwachtig en hij betrapte zich erop dat hijzelf eigenlijk ook haast had.Uit de speakers klonken met regelmaat boodschappen in verschillende talen waarop Merv geen acht sloeg. Hij doorbladerde een paar folders die op de desk lagen. Eén folder bekeek hij nauwkeuriger want de collage van de schitterende luchtfoto's streelden het oog. De kleine eilandgroepjes maakten zijn lust voor avontuur los. Van de waterwereld Aquantin had hij al wel eens gehoord maar niet dat er een slim agentschap was dat op het idee gekomen was er vakantieprogramma's uit te stippelen.
"Een verblijf op Uw eigen droomeiland",stond er in fluoletters op.
Net toen hij de folder opvouwde verscheen de hostess weer achter de desk.
'Heer, het enige wat U kunt proberen is een privéshuttle te huren met piloot. Als U naar Veld 12 gaat via deze uitgang,' en ze wees een dubbele deur aan de overkant van de hal, 'Dan zult U wel geholpen worden.'
'Moet ik hier de kosten vergoeden?', vroeg Merv.
'Oh neen. Dat moet geregeld worden met de piloot zelf.' antwoordde ze met een vriendelijke glimlach.
'Bedankt alvast,' en met een knipoogje draaide hij zich om en begaf zich naar Veld 12.
Het betonnen plein was enorm groot en paalde, gescheiden door een afrastering, aan de eigenlijke vliegplatforms van Poort II. Hij zag slecht één shuttle. Rond het slank gestroomlijnde ovalen voertuig wandelde iemand die een sigaret rookte en toen deze Merv bemerkte stak hij zijn hand op en kwam dichterbij.
'Op zoek naar vervoer? Jensen Lyts. Om U te dienen in elke uithoek van het Stelsel,' en hij gaf Merv een stevige handdruk. Jensen Lyts had zijn hemd uit een broek waarvan de pijpen net iets te lang waren en het enkelstuk van zijn sportschoenen bedekte. Het wilde haar van Lyts stroomde vanonder een pet waarop het logo stond van een of ander oliemerk. Lyts had een scherp gezicht en Merv dacht dat hij dat gezicht al eens eerder had gezien.
'Ik zou nog dringend naar Kaltas moeten.',zei Merv en besefte dat hij beter dat woordje "dringend" achterwege had gelaten.
'Dringend? Ja mijn beste, dat kan natuurlijk maar dan moet ik natuurlijk mijn prijs aanpassen. En zoals u ziet,' zei hij wijzend over het plein,'hebt u niet veel keuze...' Lyts schoot in een heftige lach terwijl de vers ingeademde sigaretterook uit zijn mond naar buiten stroomde. 'Neen, mijn beste. Gewoon een grapje. Vast tarief bij Jensen Lyts. Kwestie van de zaken lang en eerlijk te houden.'. Hij klopte Merv hard op de schouder.'Laat ons zeggen...eh...2500 credits?'
Merv lachtte:'OK Lyts. Ik betaal bij aankomst.'
Hij had gevreesd dat dit hem een duurdere vlucht zou worden maar het viel best mee. Het was een paar credits meer dan een lijnvlucht en per slot van rekening zou de Trust wel tussenkomen als hij hen de kostennota zou voorleggen. Samen liep hij met Lyts naar de bruinrode shuttle. Lyts schoof de koepel achteruit, plooide een wand open waaruit een trapje klapte en hielp Merv in de ruime zitkuip.
'Opmerkelijk ruim en net,' zei Merv bewonderend terwijl hij het blauwe fluweel streelde waarmee alles behalve het controle bord was bekleed.
'Zusy houdt ervan mannen goed te onvangen en...'
'Zusy?' vroeg Merv.
'Zo heet m'n boot. De naam van een liefje dat ik ooit heb gehad maar ze voelde niks voor een piloot. "Ze vliegen steeds te snel." zei ze steeds ..."Zijn niet goed in het hoofd". Onzin natuurlijk.'.
En voordat Merv zich goed had gezet schoot Zusy met een ruk in horizontale houding de hoogte in, draaide wild om haar as, richtte de neus schuin de lucht in en catapulteerde zich door de wolken.
'Zusy is 'n toffe meid om mee te rijden. Voor je 't weet zijn we op Kaltas,' en met een luide lach trok Lyts aan de stuurknuppel. Merv drukte zijn brilletje terug op zijn neus, keek naar buiten en zag alleen een wegtollend landschap. Zijn hart bonsde in zijn keel en hij voelde een misselijkheid in zich opkomen die meteen weer wegtrok toen Lyts zijn boot met nu wat zachtere hand doorheen de gloeiende atmosfeer boorde. Even later zag Merv Arsa slechts nog als een blauwgroen muntstuk op de duistere achtergrond van de ruimte die bestrooid was met sterren en de fonkelende lichten van kleine en grotere ruimteschepen die een voor hem onbekende bestemming opzochten.
3-DRIE
Toen Liskey de man in de nauwe steeg volgde, vocht hij tegen een opkomend gevoel van angst. De man had hem vertrouwen geschonken en zijn woorden hadden hem meegesleurd in een heimelijk gevoel van samenzwering. Het leek te mooi om waar te zijn: op zoek naar een volgend aanknopingspunt met een gebrekkige passagierslijst dat van de Azybel zou kunnen zijn, stuurde het toeval deze man op zijn pad, een man die beweerde dat hij het schip had zien vertrekken. Liskey was verward. En plots bang. Vreemde gevoelens overspoelden Liskey terwijl de steeg zich achter hem sloot. Hij wist dat deze steeg leidde naar het deel van de stad waar niemand over sprak. Het lawaai van het marktplein werd doffer om tenslotte te verdwijnen en hun voetstappen weerkaatsen hol op de gebroken straatstenen. Liskey was op zijn goede want misschien had deze vreemde man wel andere plannen. Misschien wist de man ècht hoe de zaak van de Azybel in elkaar stak en was hij misschien zelfs een spilfiguur in de hele operatie. Kon het zijn dat hij een masker opzette en hem misleidde om hem zo vlug mogelijk uit de weg te ruimen? Hier liep hij nu, in een steeg die slechts een draadje was in een web van duistere straatjes, die een onoverzichtelijke chaos vormden aan de rand van de Stad. Dit was een stuk van de Stad die iedereen angsvallig vermeed want iedere burger wist dat dit deel alles verborg dat het daglicht niet kon verdragen. Vluchtelingen van elke soort uit het Stelsel hadden hier, als men de verhalen mocht geloven, een onderdak gevonden. Het was een nest waarin alles dat het Kwaad vertegenwoordigde zich koesterde. Weinigen die dit deel van de Stad bezochten keerden terug. Wie wel terugkwam bracht angstige verhalen mee die slecht fluisterend werden doorverteld.
De stegen werden steeds maar smaller. De aan elkaar gebouwde huisjes helden voorover. Spleten in de muren werden opgevuld door verdroogd mos dat bij de eerste regen misschien weer felgroen zou worden om een schril contrast te vormen met de vergrijsde stenen. Elk huisje had een even grimmig uitzicht. Ze hadden kleine vreemd gevormde portalen. De weinige vensters met gebroken ruiten, als ze er nog in staken, waren uitzonderlijk klein en hogerop hingen de dakgoten vervaarlijk afgezakt. Sommigen droegen een verroeste gaslantaarn dat nooit geen licht meer zou geven in deze duistere straten. Een grijze catchaw sprong van een vensterbank en verdween in een muurspleet.
Even verder liepen ze tussen twee hoge gevelmuren die ver in de hoogte naar elkaar leken toe te buigen, zodat de opkomende avondhemel slechts als een nauwe barst zichtbaar was. Hier was het straatje precies breed genoeg om twee voetgangers dieper in deze schemerwereld te brengen. Liskey's ogen schoten zenuwachtig heen en weer, steeds op zijn hoede en lettend op elke beweging van zijn mysterieuze metgezel. Zijn armen waren verborgen onder de lange cape dat welk wapen dan ook zou kunnen verbergen. Liskey zweette en zijn vlugge ademhaling maakte zijn keel droog. Na tien minuten werd de steeg heel kronkelig met hier en daar vertakkingen. Hun voetstappen weerkaatsten hol en leeg tegen brokkelige muren en af en toe dacht Liskey paren van ogen te zien doorheen vensterspleten die hen bespieden toen ze met hun vlugge pas voorbijkwamen. Hij vroeg zich af waar de man hem naar toe nam. Maar de gedachten van angst beletten hem de zware stilte te doorbreken en te spreken. Hij wist dat hij de weg niet meer zou terug kunnen vinden, zeker niet nu de late avond sneller overging in de nacht. Niemand zou hem hier morgen of de dagen erop komen zoeken. Zijn gezel kende verbazend goed de weg want hier en daar sloeg hij vastberaden een andere donkere steeg in. Toen hield hij halt en opende een kleine door zwammen aangewreten poortje dat Liskey nauwelijks zou hebben gezien moest hij hier alleen voorbij zijn gekomen.
'Even bukken en oppassen voor je hoofd', fluisterde de man. Het waren de eerste woorden die hij sprak sedert zij het drukke marktplein hadden verlaten. Toen ging onverwachts een gelig licht aan dat een nauwe en steile houten trap bescheen die kraakte bij het bestijgen. Halverwege de trap dook de man plots doorheen de muur. Zo scheen het Liskey althans toe tot hij de kleine nis bemerkte die een doorgang scheen te zijn naar een lage gang. Met bonzend hart volgde hij de man met de cape die hem hoe langer hoe meer vreemd toescheen. Op het einde van de gang lag een deur. Met een zware sleutel opende de man de deur die kreunend openging. Op slag verdwenen alle angsten want geruststellend wit licht overviel hem. Zij kwamen in een gang waarvan de muren behangen waren met kleurrijke wandtapijten en om de hoek volgde hij de man naar een brede hoge kamer.
'Mijn heiligdom.' zei hij .
Liskey slaakte een kreet van verbazing. De muren waren één doorlopende bibliotheek. Boekenkasten rijkten tot tegen het hoge plafond. Vier reusachtige muren van ellenlange rijen boeken. Het grootste deel was in leder gebonden, anderen hadden gescheurde papieren ruggen. Grote en kleine formaten stonden dicht op elkaar gepakt op de doorbuigende banken. Liskey aarzelde en liep toen langzaam de kamer rond, zijn gezicht naar de boeken gewend. Hier stond een onbetaalbare verzameling van kennis en wetenschap. Vreemde titels van al even vreemde schrijvers. Elke titel wekte zijn niewsgierigheid op. 'Tijdsafwijkingen op Zwerfeilanden', 'Gravitatieconstructies binnen Universele Krachtwetten', 'Interdimensionele Aanwezigheid', 'Aandrijfsystemen voor Denkmachines', 'Voorbij de Geheimen van Atomaire Codes'. Het duizelde voor Liskey's ogen. Hij sloeg boeken open met sterrenkaarten, chemische formules, raadselachtige prenten en filosofische verhandelingen over welk onderwerp dan ook; 'Gedachten over Vacüüms', 'Analyses met betrekking tot Etherische Transporten', ' Vergelijkende gedichten over de Zeven Keerkringen en hun Betekenis'... Op een hogere plank las hij titels als 'Gesloten kringen binnen Magnetische Vlakken', 'Openbaringen in de Tempel op Munkalè', 'Structuren binnen Solaire Tunnels', 'Het Diagram van Lepz Mièv Kosnatu en zijn toepassingen'...
Liskey vergat waar hij was, hoe hij hier gekomen was en ook de vreemde man was uit zijn gedachten geglipt.
'Elk boek terugzetten op zijn plaats, anders vind ik niets meer terug,' fluisterde een stem die hem terugbracht waar hij werkelijk was.
'Dat is onvoorstelbaar, heer.' zei hij toen hij de grote kamer rondkeek, wijzend naar de doorlopende rijen boeken. Slechts één stukje van de bibliotheek werd onderbroken door een rijkelijk versierde kast met ingezette panelen waarin vreemde taferelen gebeiteld waren. En alsof deze taferelen tot leven kwamen hoorde hij nu ook stille muziek waarvan hij de herkomst niet onmiddellijk kon thuiswijzen.
'Laat ons gaan zitten,' sprak de man , wijzend naar zware maar mooi versierde zetels precies in het midden van de kamer, onder de kristallen luchter.
'Ik schenk wat kanterwijn. Het zal ons goed doen.'
'U bent een groot lezer, heer. U moet heel wat kennis hebben. Laat me niet vrijpostig zijn maar het verrast mij me in zo'n rijke omgeving te bevinden en dit ergens in het meest geschuwde deel van de Stad.'
'Schijn bedriegd,' kreeg hij als antwoord. 'Maar laat je niet misleiden. Geloof enkel dat deze plaats waar wij nu zijn, voor mij het enig bewoonbare en leefbare stipje is op de Stadskaart, moest er van dit deel van de Stad een kaart bestaan, uiteraard. In dit deel van de Stad gebeuren de meest afschuwelijke dingen. Zelfs het daglicht is hier bang. Toch is dit hier de enige plek waar ik me veilig voel. Weg van alle drukte, omringd door de stilte; niemand zoekt hier iemand op tenzij u niet gewenst bent. Weinig nieuwsgierigen zien de blote hemel ooit terug. Maar dit mag u niet afschrikken want hier kom je nooit alleen. De weg terug kan je slecht vinden met iemand die in dit deel van de Stad woont en dan ben je een vriend. Goed om weten is ook dat nergens op Arsa zo'n merkwaardige verzameling bestaat van uitheemse volkeren, rassen en beschavingen dan in dit gedeelte van Arsa. Op dit deel van de Stad rust een taboe waar nooit over wordt gesproken tenzij om de kinderen bang te maken. Officiëel bestaat dit deel van de Stad niet.' De man stond op en wierp zijn bruine mantel af, nam hij een dik boek van de dichtste plank en gaf het aan Liskey.
'Hierin heb ik alles opgetekend over dit deel van de Stad. Een tweede deel ben ik aan het inbinden en ligt te drogen in de kamer hiernaast.' Toen kon Liskey de geur thuisbrengen die hij al een tijdje geroken had maar niet kon thuisbrengen: Het was de scherpe geur van velk, het kleverig sap van de velkestruik dat werd gebruikt als lijm.
Liskey las de naam die met gouden letters in de lederen kaft was gezet; Bolter Helken.
'Dat is dus uw naam, heer?' vroeg hij.
Hij knikte. 'Zeg maar Bolter.'
'Een vreemde naam voor een al even vreemde man,' mompelde Liskey binnensmonds.
'Kom, laten wij iets drinken,' en Bolter reikte hem een tot de rand gevuld glas aan. 'Zuiver kristal, die glazen. Dat de kanterwijn even helder moge smaken!', en Bolter nam een afgemeten teug.
Bolter en Liskey zaten nu een tijdlang zwijgend met hun glas in de hand. Liskey was in diepe gedachten verzonken. Hij had nog zoveel vragen en soms borrelden vage twijfels omhoog. Zijn gedachten waren verward maar hij besloot dat hij zich rustig moest houden en het verder verloop van deze ontmoeting moest afwachten. Overhaaste conclusies zouden kunnen leiden tot slechte beslissingen en hij had het nu al moeilijk genoeg. Bolter Helken was een heel vreemd iemand en toch had hij zich laten kennen als een betrouwbaar man. Althans tot nu toe. Trouwens, was zijn twijfel gerechtvaardigd terwijl hij hier zo vriendelijk en huiselijk werd onvangen? Of zou dit een of ander manoeuver zijn om hem...
'Waaraan denk je?' , vroeg Bolter plots.
'Niets,' antwoordde Liskey. 'Ik voel me wel goed met die toevallige ontmoeting met u, maar ze voelt vreemd aan. Sommigen hebben nog steeds een argwaan als het over toeval gaat.'
'Dat is waar,' sprak Bolter. 'Maar het is slechts door het toeval dat een nieuwe weg zich aan ons openbaart. Het komt er maar op neer aan te voelen wat dergelijke gebeurtenissen ons aanwijzen en ze niet te tarten, dan wordt het pad dat voor ons uitgestippeld ligt helder onder de schittering van de sterren. Soms kan dit alles verwarrend zijn want veelal is het moeilijk de juiste richting te kiezen. Zo ziet u dat de Grote Kracht ons niet de vrije wil heeft ontnomen en ons niet zal straffen want weet dat er ook tegengestelde krachten zijn die onze keuze moeilijk kunnen maken. Ikzelf ga nooit naar de Zaal der Almacht. En eigenlijk ben ik niet gelovig, maar toch kan ik me niet verzetten tegen de gedachte dat iets het universum met alles wat er in bestaat, groeit en leeft, ordend en stuurt. Misschien is het een der natuurwetten die we nog steeds niet hebben ontsloten.'
'Iets zoals de zwaartekracht dat reeds eeuwig bestond en pas later kon worden beheerst?', vroeg Liskey.
'Zoiets, ja.', antwoordde Bolter.'Want hoelang heeft de mens niet gezocht naar de wetten ervan? Toch waren er al beschavingen in het verre universum die het inzicht hadden verworven. Ook het begrijpen van Tijd en Ruimte heeft lang op zich laten wachten. Lang hebben de Aardlingen het gebruik ervan geloochend maar het tij keerde toen zij met behulp van andere rassen op het goede spoor werden gezet. Op slag veranderde hun wereld. De oude wetenschappers doken onder en een nieuwe generatie nam een vernieuwde wetenschap in handen die ons naar andere werelden kon brengen. Arsa hebben wij tot een nieuwe thuis gemaakt. Ik vraag me af hoe het met de Aarde nu is gesteld. Ze zeggen dat ze tot puin is vervallen en er chaos heerst.'
Liskey zei niets. Zijn ogen gleden over de boekenruggen langs de muur. Toen werd Liskey's aandacht weer getrokken door de heel stille tonen die hij hier reeds had gehoord.
'Die tonen, Bolter, komen die van buiten? Wat zijn ze?'
'Muziek,' antwoordde Bolter. 'Eigenlijk staat mijn muziekapparaat héél stil, maar zo vind ik het goed. Enkel de draagtonen krijgen zo de kans om uit de klankvliezen te ontsnappen.' Bolter wees naar het plafond waar Liskey hier en daar de ronde klankvliezen ontdekte, zich iets bleker onderscheidend van de witte plafondkleur.
(word vervolgd....)
© Patrick A.B. Mahieu